Het brandrode rund.

Onverbeterd Roodbont
Natuurorganisaties beginnen een toenemende belangstelling te krijgen voor inheemse veerassen.

Men wilde vee van eigen bodem. Het liefst het voor de streek zo vertrouwde roodbonte MRIJ.Wat men eigenlijk zocht, was het ouderwetse roodbonte vee zoals dat tot in het begin van deze eeuw in Brabant en het rivierengebied moet hebben rondgelopen. Het spoor leidde uiteindelijk naar de natuurboerderij 'Aan de dijk' van Marlies Hermans in Beuningen. Daar vond men wat men zocht. Een geïsoleerde MRIJ-populatie, waaraan de ontwikkelingen van de laatste eeuw voorbij waren gegaan. Het Brandrode rund. Een levend fossiel. Een levend fossiel is een nog levende plant- of diersoort die eigenlijk uitgestorven had moeten zijn. Een soort die, ergens in een uithoek, heeft weten te ontsnappen aan de evolutie .Vroeger vormden de brandroden, met hun vrijwel eenkleurig donkerrode vacht, een veel voorkomende kleurslag binnen het MRIJ-ras.Van kleurslag naar ras De brandroden werden op het nippertje gered. In het begin van de jaren tachtig struinde  Marlies Hermans het rivierengebied af op zoek naar de nog resterende exemplaren. Ze vond er niet veel (en voornamelijk oude beestjes), maar kocht ze allemaal op. Nu, na ruim vijftien jaar fokken  beheert zij een kudde van honderd brandrode dieren. Sobere maar erg makke dieren, die kleur geven aan de uiterwaarden van de Waal. Zomer en winter. Het kastanjebruin neigt op kop en hals naar zwart (vooral bij stieren). Een kol wordt erg op prijs gesteld, zonder mag, maar een bles is uit den boze. Tong en verhemelte zijn vaak blauw. Brandroden hebben bij voorkeur halfwitte benen achter en niet meer dan witte sokjes voor, een witte kol, een witte buik en een witte staartpunt